In het dagboek van Louis Barthas lezen we het volgende :
Op 20 september (1915) kwamen de onderofficieren en korporaals plotseling terug. Ze waren in Souix geweest voor een cursus van twee weken om granaten en andere geperfectioneerde projectielen – dat wil zeggen nog moorddadiger oorlogstuig – te leren hanteren. Hun terugkeer betekende dat ons verlof voorbij was. Inderdaad kwam het bevel dat we nog dezelfde avond om elf uur moesten vertrekken. Op het tijdstip van verzamelen ontbrak soldaat Lefèvre die al sinds het avondeten verdwenen was. Je kunt je wel voorstellen wat een moeite het heeft gekost om deze zuiplap naar Bergues te brengen waar we de trein moesten nemen met onbekende bestemming, naar een onzekere toekomst.
Om een uur ’s morgens kwamen we aan. We moesten onze geweren in de straat schuin tegen elkaar zetten. We mochten niet weg, want we konden elk ogenblik vertrekken. Maar dat gebeurde pas om zeven uur ’s morgens. Zes uur lang hadden we verkleumd op de stoep gelegen, of geijsbeerd om ons op te warmen. Er lag een witte laag rijp, wat je in deze tijd van het jaar in de Midi nooit ziet. Wie had het domme bevel gegeven acht uur te vroeg te vertrekken om zes kilometer verder een trein te nemen ?
Rond zeven uur vertrokken we eindelijk, waar naartoe wisten we niet. Naast het station zagen we grote kraters in de grond. Twee maanden geleden hadden de Duitsers, terwijl ze Duinkerken beschoten, bij wijze van proef en vrij van verzendkosten veertien enorme granaten afgevuurd op een afstand van zevenendertig kilometer. Toen we voorbij Vercqueil kwamen, hoorden we het gedaver van een beschieting. Het waren drie Britse pantsertreinen die La Bassée, Lens en Liévin bestookten.
bron : Louis Barthas, oorlogsdagboeken, vertaald door Dirk Lambrechts, uitgeverij Lubberhuizen
