Eduard Offenbacher, een van de vele student-vrijwilligers in het Duitse leger, bevindt zich ergens in de heuvels van Notre-Dame-de-Lorette nabij Vimy. Hij schrijft begin mei 1915 over het harde leven in de loopgraven.
Ik ben hondsmoe. Geen wonder. Twee dagen onafgebroken in een half ingestorte loopgraaf, iedere man in opperste waakzaamheid op zijn post. Dag en nacht, bajonet op het geweer. Daarginds 20 meter bij ons vandaan, loert de vijand. Loopgraven gaan die kant uit, maar ze zijn met barricades versperd. Een berg handgranaten ligt klaar voor een warme ontvangst.
Midden op die barricades, maar voor ons onbereikbaar, ligt een kameraad. Zijn gebroken oog is naar het westen gericht, in de ene hand zijn trouwe geweer, de andere klaar voor de afzet om te springen. Zijn blonde haar is nu donkerrood gekleurd. Zo liggen er tallozen, in de loopgraaf en daarbuiten, vriend en vijand. Niemand begraaft ze, niemand heeft tijd.
bron : oorlogskalender 2014-2018, Davidsfonds
