Bij de Doggersbank in de Noordzee bevechten de Britse en de Duitse marine elkaar op 24 januari 1915 in een van de weinige grote zeeslagen uit de eerste wereldoorlog. Bij deze poging om de Britse blokkade te doorbreken en de Engelse oostkust te beschieten (lees meer op de bladzijde gedenk Scarborough) stomen de Duitsers onder leiding van admiraal Franz von Hipper op met 1 pantserkruiser, 3 slagkruisers, 4 lichte kruisers en 18 torpedoboten. Hipper werd opgewacht door vijf slagkruisers, onder bevel van admiraal David Beatty, de held van de slag bij Helgoland.
De Duitsers weten niet dat de Britten hun radiobericht decoderen. Ze kijken dan ook verbaasd op als er een bijna dubbel zo sterke vijandelijke vlooteenheid opduikt.
Hipper probeert te ontsnappen omdat hij gelooft dat zijn schepen sneller zijn dan de Britse. Maar het tegendeel blijkt het geval. Na anderhalf uur komt het tot een treffen waarbij de Blücher tot zinken wordt gebracht. Hippers vlaggenschip, de Seydlitz wordt beschadigd, maar op hun beurt weten de Duitsers Beatty’s vlaggenschip, de Lion, tot stilstand te brengen en dusdanig te beschadigen dat het niet meer aan de strijd kan deelnemen. Na enkele uren blazen de Duitsers de aftoch : ze verliezen 950 manschappen tegen 50 bij de Britten. Een grote overwinning lijkt in de maak maar Beatty trekt de Britse schepen terug uit angst voor mijnen en (nooit gesignaleerde) U-boten.
De slag kent geen duidelijke overwinnaar, maar het Engelse moreel wordt er wel door versterkt. De Duitsers trekken hun conclusie : keizer Wilhelm laat weten dat dit soort zeegevechten voortaan vermeden moeten worden. Als uitloper hiervan roepen de Duitsers op 18 februari de “onbeperkte duikbotenoorlog” uit.
bronnen
oorlogsdagboek 2014-2018, Davidsfonds
Roel Tanja, een korte geschiedenis van de eerste wereldoorlog, BBNC uitgevers


